Alruin - liefdeskruid

Mandragora officinarum

De alruin, liefdeskruid, duivels testikels, duivels appel, pisdiefje of mandragora Mandragora officinarum is een overblijvende plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). Vroeger werd deze plant veel voor medicinale doeleinden aangeplant, maar dat gebruik is tegenwoordig op de achtergrond verschoven.

Alruin is waarschijnlijk afkomstig uit Zuid- en Midden-Europa en het Middellandse Zeegebied, waar je hem heden ten dage nog kunt tegenkomen. Reeds in de oudheid was deze plant bekend om zijn «toverkrachten».

De grote bruine peterselie-achtige penwortels die meestal vertakt zijn (en met een beetje fantasie, kan men er de vorm van een mannetje of een vrouwtje in zien), kunnen zeer diep in de grond doordringen. Boven de grond groeien diep ingesneden bladeren van ±15 centimeter breed en ±40 centimeter lang en vormen een rozet. De bladeren groeien in het begin rechtop maar gaan zich later plat spreiden over de grond.

Tussen maart en april verschijnen dan groen-witte of lichtblauwe, 5 centimeter grote, klokvormige bloemen aan afzonderlijke stelen. Later komen er oranje-rode bessen die min of meer op tomaten gelijken.

In het najaar sterft de plant bovengronds af. De wortels overleven de winter en gaan in het voorjaar opnieuw uitlopen.

Alruin is een koud-kiemer. Wat wil zeggen dat het zaad een koude(vorst)-periode moet gehad hebben om te ontkiemen.

Alruin heeft een redelijk warm klimaat nodig om tot bloei te komen. De grond moet diep omgespit en goed waterdoorlatend zijn. Kies een plaats in de zon. En voorzie een flinke gift goed verteerde compost of stalmest. Het zaaien gebeurt in de late herfst bij voorkeur in potten die voldoende hoog zijn. Of zaai direkt in volle grond.

Houd de potkluit vochtig. De ontkieming, die niet altijd gemakkelijk verloopt, is normaal gezien in maart van het daarop volgende jaar.

Omdat de plant bovengronds afsterft in herfst, is het aan te raden om de plaats te markeren met een stok.

Een efficienter manier om te zaaien bestaat er in het zaad te stratifieren. Dit wil zeggen: Leg het zaad een dag of drie in de groentenbak van uw frigo (zodat het een koudeperiode gehad heeft). Dan kunt u vroeg in het voorjaar zaaien met bijna 100% zekerheid van ontkieming.

Delen van de wortel werden in diverse medicijnen verwerkt. Hij werd gebruikt voor gal en vrouwenkwalen en tegen depressiviteit.

De appeltjes hebben een sterke verdovende werking en overmatig gebruik van de vruchten lijdt tot diepe bewusteloosheid met de dood tot gevolg. Er gaan geruchten dat men al in slaap valt als men de vruchten van deze plant te lang in de hand houdt.

De vorm van de wortel doet erg sterk aan een mannetje denken. Vandaar ook de naam Mandragora wat waarschijnlijk een verbastering is van de woorden “mardon ghiah”, wat manswortel betekent.

De Griekse geneesheer Dioscorides, de geneesheer van Nero, gebruikte de plant om de ernstig gewonde soldaten op de slagvelden mee te verdoven. Cleopatra verlangde naar de slaapdrank om zo de tijd te overbruggen gedurende de afwezigheid van Antonius.

Volgens de Griekse mythen moest de Alruin op speciale wijze worden geoogst. De meest fantastische manier is wel het gebruik van een zwarte hond. Deze werd aan de plant gebonden met een touw. Vervolgens propte men de eigen oren goed dicht en gaf de hond een schop. De hond vloog vervolgens weg en trok daarbij de Alruin uit de grond. De Alruin slaakte hierbij zo een ijselijke gil dat de hond en een ieder die zijn oren niet had dichtgestopt dood neerviel. Dit alles moest plaatsvinden op vrijdagnacht vlak voor zonsopgang. Men diende echter wel bij het oogsten erotische liederen te zingen anders werkte de Alruin niet.

Alruin bevat de giftige alkaloïden atropine en scopolamine. De plant werd vroeger als narcoticum en pijnstiller, en deels ook als hallucinogeen middel gebruikt, onder meer in heksenzalf. Mandragorus, van het Hebreeuwse dud‘ (=liefdesplant) werd in de Oriënt beschouwd als middel om conceptie te verzekeren.

Dioscorides verwijst naar het gebruik van de plant bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn. Plinius de Oudere refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast. Lucianus van Samosata spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt. Claudius Galenus noemt de plant in het voorbijgaan in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen. Isidorus van Sevilla zou gezegd hebben: "De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hen die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap."

Ugone da Lucca ontdekte in de 12de eeuw een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde.

Reeds in 1830 gebruikte de Japanse arts Seishu Hanaoka een verdovend extract uit de Mandragora in de heelkunde. Ernst Schmidt ontdekte in 1888 het scopolamine in de alruin.

DISCLAIM

Zoals vele leden van de nachtschade familie is alruin sterk giftig en vooral de vruchten kunnen voor kinderen levensgevaarlijk zijn.

De vruchten lijken op eetbare vruchten (tomaten).

Om deze reden is het af te raden om alruin in tuinen te houden waar kinderen kunnen komen.

En dit is ook de reden waarom alruin nooit een populaire tuinplant zal worden.

Leuk om weten

Geschiedenis

De eerste wetenschappelijke beschrijving van deze geheimzinnige plant stamt van de griekse arts Dioskurides, die in de eerste eeuw na Christus leefde. Hij schrijft:

"De Mandragora, door enigen tegengif, door anderen heksenkruid genoemd, omdat de wortel de liefdeskunsten schijnt te bevorderen, is tweegeslachtig. Die zwarte, die als vrouw aangezien wordt, heet «thridacias». Ze heeft smallere en kleinere bladeren dan de «Lattich» (een voorvorm van de kropsla), zijn giftig, stinken, en vormen een rozet op de grond. Ze heeft appeltjes, die er ongeveer zo uitzien als die van de vogelkers. De appeltjes ruiken goed, zijn bleek en hebben peervormige zaden. Ze staat stevig in de aarde met sterke wortels, die met twee of drie in elkaar verstrengeld zijn. De plant heeft geen Stengel.

De andere alruin is de witte, het mannetje, die ook wel «Norion» wordt genoemd. De bladeren zijn groot, breed en glad, zoals bij de voederbieten. De appels zijn bijna dubbel zo groot als bij de eerste soort, zijn saffraankleurig, ruiken aangenaam, iets verdovend, de herders eten er soms van en worden dan verdoofd. De wortel is ongeveer zoals de andere, maar wel iets groter en witachtiger. Ook deze plant heeft geen Stengel. Er wordt gezegd, dat er nog een andere alruin zou bestaan, die «Morion» heet, op schaduwrijke plaatsen bij rotsholen groeit, met bladeren die ongeveer gelijk zijn aan de witte Mandragoram maar kleiner, meer wit en een rozet om de wortel vormen. Ze is zacht, wit, iets groter dan een hand, en ongeveer zo dik als een duim."

Heksenkruid

Door de hallucinogene effecten speelt de plant een belangrijke rol in magie en hekserij. Alruin is een heksenkruid en is een veelgebruikt bestanddeel van allerlei heksendrankjes en heksenzalf. Er werd grote toverkracht aan toegeschreven.

Uit de Bijbel

In het Oude Testament wordt zelfs de geboorte van Simeon toegeschreven aan de vondst van Alruin appeltjes.

De zoon van Lea Ruben vond de appeltjes van de Alruin op het veld. Hiermee wist Lea haar man, Jacob, weer voor zich te winnen wat tenslotte leidde tot de verwekking van Simeon. De plant wordt hier echter vermeld onder de naam “Dudaim”. Hier worden dus de liefdes opwekkende eigenschappen van de Alruin belicht. De Alruin was dus niet alleen een geneeskruid het was ook een toverkruid. Door de kerk werd de Alruin tenslotte in de ban gedaan en er werd een verbod op het in bezit hebben van de Alruin afgekondigd. De mensen trokken zich hier overigens weinig van aan. Het bijgeloof en de zeldzame gaven van de Alruin waren een te verleidelijke eigenschap om aan dit verbod te gehoorzamen.

Geloof of bijgeloof?

Het winnen van de alruinwortel wordt als heel moeilijk beschreven. Wanneer men haar zoekt, probeert ze zich te verbergen. Dit kan men verhinderen, door er, zodra men haar ziet, met urine te begieten.

Volgens het volksgeloof groeide de plant alleen op plaatsen waar ooit een galg had gestaan en groeide ze op het lijkvocht, de urine en het zaad van een (onschuldige) gehangene. Vandaar dat in Duitsland de plant ook "galgenmannetje" werd genoemd.

Volgens Theophrastus in de derde eeuw voor Christus zouden verzamelaars van deze plant er eerst cirkels omheen trokken en dan de top eraf sneden terwijl ze naar het westen keken. De rest van de wortel werd dan geoogst na het zeggen van speciale formules en het dansen van bepaalde dansen.

's Nachts, zo gaat de mare, nabij de ruïnen van vervallen boerderijen kun je in zeldzame gevallen de plant aantreffen, oplichtend als een ster. Dan moet je die plek snel markeren, want bij de eerste zonnestralen zou je die plaats niet meer terugvinden. Want overdag verstopt ze zich.

In de volksmond heet het alruinmannetje ook wel "broedmannetje", omdat hij de eigenschap zou hebben, uitgegeven geld weer tot de oorsrponkelijke hoeveelheid aan te vullen.

Alruin brengt geluk en voorspoed aan de bezitter, maar o wee als hij slecht wordt verzorgd dan zal armoede en zorg op je pad komen.
De Alruin is dus een zeer geliefde talisman en er gaan geruchten dat sommige mensen er flink veel geld voor over hadden om hem in bezit te krijgen.

De meest lugubere fabel vermeldt dat de Alruin werd geteeld onder de galgen van het schurkenveld. De Alruin voedde zich met de lichaamssappen van de gehangenen en tierde hier welig op. Heksen uit de Middeleeuwen oogstten de Alruinen bij volle maan. Volgens de legende moet de plant na de oogst gewassen worden in wijn en gekleed worden in zijden doeken.

Leuk om weten

Taxonomische indeling
Alruin
Vruchten van alruin

Vruchten van alruin

Taxonomische indeling
Rijk: Plantea (Planten)
Stam: Embryophyta (Landplanten)
Klasse: Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade: Bedektzadigen
Clade: 'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade: Lamiiden
Orde: Solanales
Familie: Solanaceae (Nachtschaden)
Mandragora officinarum

In andere talen
  • FRANÇAIS: Mandragore
  • DEUTSCH: Gemeine Alraune
  • ENGLISH: Mandragora officinarum
  • ITALIANO: Mandragora autumnalis
  • PORTUGUÊS: Mandrágora
  • ESPAÑOL: Mandragora officinarum
  • DANSK: Almindelig Alrune
  • POLSKI: Mandragora lekarska
  • NORSK: Mandrake
  • SVENSKA: Alruna